"Scar" is een zelfstandig naamwoord en kan ook als werkwoord worden gebruikt.
De fonetische transcriptie van "scar" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is /skɑr/.
Een "scar" verwijst naar een zichtbare verandering in de huid of weefsels die ontstaat na een verwonding, operatie of ontsteking, waar een litteken is gevormd. Het woord wordt vaak gebruikt in zowel mondelinge als geschreven context, maar kan vaker voorkomen in medische of literaire teksten.
After the accident, he was left with a noticeable scar.
Na het ongeluk bleef hij met een merkbaar litteken zitten.
The scar on her arm reminded her of her adventurous past.
Het litteken op haar arm herinnerde haar aan haar avontuurlijke verleden.
"Scar" komt niet vaak voor in veelgebruikte idiomatische uitdrukkingen, maar er zijn enkele relevante zinnen die de concepten van littekens en hun metaforische betekenissen verkennen.
What doesn't kill you leaves a scar.
Wat je niet doodt, laat een litteken achter.
He carries the scars of his past wherever he goes.
Hij draagt de littekens van zijn verleden mee waar hij ook gaat.
Those emotional scars take time to heal.
Die emotionele littekens hebben tijd nodig om te genezen.
Het woord "scar" komt van het Oudengelse "sċeare", dat hetzelfde betekende. Het heeft wortels in het Proto-Germaanse "*skarō", wat indicatief is voor een scheiding of schade.