Abhorrence is een zelfstandig naamwoord.
[æbˈhɔːrəns]
Het woord "abhorrence" kan vertaald worden naar het Nederlands als "afschuw", "verachting" of "haat".
"Abhorrence" verwijst naar een sterke afkeer of een gevoel van intense afschuw. Het wordt vaak gebruikt in situaties waarin iemand een heel negatieve emotie of een sterke morele veroordeling voelt tegenover iets of iemand. In de Engelse taal komt het woord relatief minder vaak voor in dagelijkse gespreksvorm, maar het kan vaker worden aangetroffen in geschreven teksten, zoals literatuur, essays of formele discussies.
Haar afschuw voor geweld bracht haar ertoe om voor vredesorganisaties te werken.
The novel explores themes of abhorrence and redemption.
De roman verkent thema's van afschuw en verlossing.
His abhorrence of dishonesty made him a trustworthy leader.
Het woord "abhorrence" is niet erg gebruikelijk in idiomatische uitdrukkingen, maar hier zijn enkele zinnen die het woord in verschillende contexten gebruiken:
Het uiten van afschuw over ongerechtigheid is cruciaal voor sociale verandering.
She looked at the waste in the ocean with utter abhorrence.
Ze keek met totale afschuw naar het afval in de oceaan.
His abhorrence of bigotry sparked a movement in his community.
Het woord "abhorrence" is afkomstig van het Latijnse "abhorrere", wat "afschuw of afkeer hebben" betekent. Het bestaat uit "ab-" (weg van) en "horrere" (trillen of huiveren), wat een sterke emotie van afschuw of walging impliceert.
Synoniemen: aversie, afschuw, verachting, haat
Antoniemen: genegenheid, liefde, goedkeuring, acceptatie