"Daffodil" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "daffodil" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is: /ˈdæf.ə.dɪl/
In het Nederlands wordt "daffodil" vertaald als "narcis".
Een daffodil is een voorjaarsbloem die behoort tot het geslacht Narcissus. Ze zijn meestal geel of wit en hebben vaak een trompetachtige vorm. Daffodils worden vaak geassocieerd met de lente en zijn een populaire keuze voor tuinen en bloemstukken. Dit woord wordt zowel in mondelinge spraak als in geschreven context vaak gebruikt, vooral in poëtische of botanische context.
The daffodil is one of the first flowers to bloom in spring.
De narcis is een van de eerste bloemen die in de lente bloeien.
She planted a garden filled with daffodils and tulips.
Ze plantte een tuin vol met narcissen en tulpen.
The bright yellow daffodil brings joy to the dreary days of winter.
De heldergele narcis brengt vreugde op de sombere winterdagen.
"Daffodil" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar het kan in poëtische zinnen of als metafoor refereren aan de lente, nieuw leven of schoonheid. Hier zijn enkele voorbeelden:
Het leven kan zo kwetsbaar aanvoelen als een narcis in de harde winden van verandering.
A daffodil in a field of weeds
Hij voelde zich als een narcis in een veld van onkruid, opvallend tussen zijn leeftijdsgenoten.
Bloom like a daffodil
Het woord "daffodil" stamt af van het Middle English "daffadown" of "daphne," dat verder terug te voeren is naar het Latijnse "asphodelus," wat een soort plant aanduidt. De verbinding met "daphne" verwijst naar lauwerkransen en was gelinkt aan de Griekse mythologie.
Synoniemen: - Narcis - Jonquille (voor sommige soorten)
Antoniemen: - Er zijn geen directe antoniemen voor "daffodil," aangezien het een specifieke soort bloem aanduidt. In bredere zin kan een andere bloem of plant als een antoniem worden beschouwd, afhankelijk van de context.