Het woord "farcer" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "farcer" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /fɑːrsər/.
"Farcer" wordt in het Nederlands meestal vertaald als "verdenker" of "bedenker." Het kan een contextuele betekenis hebben afhankelijk van het gebruik.
In het Engels verwijst "farcer" naar iemand die een verhaal, situatie of handeling opzettelijk verfraait of verzint; in feite een "verdenker." Dit woord wordt voornamelijk in geschreven taal gebruikt, en het is minder gebruikelijk in alledaagse gesprekken. Het gebruik van het woord is relatief zeldzaam en kan variëren tussen geschreven teksten en literaire contexten.
Voorbeeldzinnen:
- The author was known as a farcer, enhancing the reality of the story to captivate readers.
(De auteur stond bekend als een verdenker, die de realiteit van het verhaal verhief om lezers te boeien.)
"Farcer" is niet gebruikelijk in idiomatische uitdrukkingen, maar als we het in enkele zinnen met een idiomatische benadering integreren, kunnen we de betekenis benadrukken.
It's easy to be a farcer when telling tales to children; they believe anything.
(Het is makkelijk om een verdenker te zijn als je verhalen aan kinderen vertelt; ze geloven alles.)
When the facts don't suit him, he becomes a farcer, shaping the narrative to his advantage.
(Wanneer de feiten hem niet uitkomen, wordt hij een verdenker en vormt hij het verhaal in zijn voordeel.)
"Farcer" heeft zijn oorsprong in het Franse woord "farcer," dat zich verwijst naar het "opvullen" of "verfraaien." Het woord heeft zijn weg gevonden naar het Engels en wordt soms gebruikt in literaire contexten.
Synoniemen: verzinner, verhalenverteller, fantasist.
Antoniemen: feitelijke verteller, realist, waarheidsgetrouwe rapporteur.