"Fixer" is een zelfstandig naamwoord.
/fɪk.sər/
In het Engels verwijst "fixer" naar een persoon die problemen oplost, vaak op een informele of niet-officiële manier. Dit kan betrekking hebben op iemand die iets repareert, zoals een apparaat of een voertuig, of naar iemand die problemen of obstakels in een situatie verhelpt. In de context van de misdaad kan een fixer ook iemand zijn die contacten heeft en dealen maakt om een probleem op te lossen. "Fixer" wordt zowel in gesproken als geschreven taal gebruikt, maar is meer gebruikelijk in informele contexten.
The fixer quickly repaired the broken chair in the office.
De fixer repareerde snel de kapotte stoel in het kantoor.
He’s the go-to fixer when our computer networks face issues.
Hij is de vaste fixer wanneer onze computernetwerken problemen hebben.
Het woord "fixer" wordt vaak gebruikt in verschillende uitdrukkingen en kan verwijzen naar iemand die invloed of bronnen heeft om problemen op te lossen.
We bought a fixer-upper that needs a lot of work before we can move in.
We hebben een fixer-upper gekocht die veel werk nodig heeft voordat we erin kunnen trekken.
Fixer of problems: Iemand die in staat is om effectief problemen op te lossen.
Het woord "fixer" is afgeleid van het Engelse werkwoord "fix", dat "herstellen" of "oplossen" betekent. De suffix "-er" wordt gebruikt om een persoon aan te duiden die een bepaalde actie uitvoert. Het woord heeft zijn oorsprong in het midden van de 19e eeuw.
Synoniemen: - Repairer (hersteller) - Resolver (oplosser) - Troubleshooter (problemenoplosser)
Antoniemen: - Breaker (breker) - Saboteur (saboteur) - Detractor (afbreker)