Substantief
/gɪər/
"Gear" kan meerdere betekenissen hebben, maar meestal verwijst het naar een onderdeel van een machine of mechanisme dat een set tandwielen bevat om beweging over te dragen. Het wordt vaak gebruikt in technische contexten of bij activiteiten gerelateerd aan machines, voertuigen of apparaten. Het woord wordt zowel in gesproken als geschreven Engels gebruikt en heeft een gemiddelde frequentie van gebruik.
She changed the gear while driving.
Ze schakelde terwijl ze aan het rijden was.
Make sure you have the right gear for skiing.
Zorg ervoor dat je de juiste uitrusting hebt om te skiën.
We need to gear up for the busy season ahead.
(We moeten ons voorbereiden op het drukke seizoen dat voor ons ligt.)
top gear: de hoogste versnelling
Once he shifted into top gear, the car sped up.
(Zodra hij naar de hoogste versnelling schakelde, versnelde de auto.)
to be in gear: goed functioneren of goed verlopen
Het woord "gear" stamt af van het Oud-Engelse woord "gearwe", wat "apparatuur of kleding" betekende.
Synoniemen: 1. Equipment (uitrusting) 2. Machinery (machinerie) 3. Apparatus (apparaat)
Tegenstellingen: 1. Disarray (chaos) 2. Disorder (wanorde) 3. Dysfunction (disfunctie)