De woorden "get home" vormen een frasale werkwoordcombinatie, waarbij "get" een werkwoord is en "home" een bijwoord of zelfstandig naamwoord functioneert.
/ɡɛt hoʊm/
"get home" kan vertaald worden als "thuis komen", "thuiskomen" of "thuis arriveren".
"Get home" betekent letterlijk de actie van je huis of je accommodatie bereiken. Het wordt vaak gebruikt in informele gesprekken. Dit zinsdeel komt frequent voor in zowel gesproken als geschreven Engels, maar is vooral gebruikelijk in alledaagse conversaties.
I usually get home by 6 PM after work.
Ik kom meestal om 18.00 uur thuis na mijn werk.
She can't wait to get home after a long day of classes.
Ze kan niet wachten om thuis te komen na een lange dag lessen.
Hoewel "get home" niet vaak voorkomt in idiomatische uitdrukkingen in de traditionele zin, zijn er wel enkele uitdrukkingen die het concept van "thuis komen" op een interessante manier verkennen:
The news really hit home when I heard about his illness.
Het nieuws kwam echt binnen toen ik over zijn ziekte hoorde.
It’s time to get home and face the music.
Het is tijd om thuis te komen en de muziek onder ogen te zien.
She finally found a job that felt like home.
Ze vond eindelijk een baan die als thuis aanvoelde.
De oorsprong van "get" gaat terug tot het Oudengels, waar het "gietan" betekende; dit verwijst naar het verkrijgen of maken van iets. "Home" komt van het Oudengels "ham", wat een plek betekent waar iemand woont of zijn oorsprong heeft.
Dit overzicht zet "get home" uiteen in zijn relevante componenten en biedt een breed perspectief op het gebruik, de betekenis en de context van deze uitdrukking in het Engels.