"Godhead" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "godhead" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ˈɡɒd.hɛd/.
"Godhead" kan vertaald worden naar het Nederlands als "godheid".
"Godhead" verwijst naar de staat of het wezen van God, vaak gebruikt in religieuze contexten om het goddelijke en de essentie van God aan te duiden. Het begrip wordt vaak gebruikt in christelijke theologie om de drie-eenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest) te beschrijven. Het woord "godhead" heeft een relatief formele en religieuze connotatie en wordt voornamelijk aangetroffen in geschreven contexten, zoals theologische teksten, literatuur en andere formele of religieuze geschriften.
In veel religieuze tradities is het concept van de godheid centraal voor het begrijpen van de goddelijke.
The philosopher explored various interpretations of the godhead throughout history.
De filosoof verkende verschillende interpretaties van de godheid door de geschiedenis heen.
The prayer emphasized a deep connection to the godhead, seeking guidance and wisdom.
"Godhead" is minder gebruikelijk in idiomatische uitdrukkingen, echter, hier zijn enkele voorbeelden die het woord kunnen bevatten:
In de aanwezigheid van de godheid zijn suggereert het ervaren van goddelijke wijsheid en leiding.
Many believers aim to connect their lives with the essence of the godhead.
Veel gelovigen willen hun levens verbinden met de essentie van de godheid.
The artist's work often reflects a search for the godhead within the human experience.
Het woord "godhead" komt van het Oudengelse "gōd" (goede) en "hædg," een suffix dat verwees naar staat of conditie. Het woord heeft zijn wortels in de combinatie van god en de suffix -head, dat een concept van wezen of essentie suggereert. Het woord is door de eeuwen heen gebruikt in de Engelse literatuur en religieuze teksten om de diepte en de essentie van het goddelijke uit te drukken.
Synoniemen: - Deïte (in het Nederlands 'godheid') - Goddelijke
Antonimen: - Atheïstisch (in het Nederlands 'godloos') - Onheilig (in het Nederlands 'niet heilig')