Lace bark is een zelfstandig naamwoord.
/lɛɪs bɑrk/
Lace bark verwijst naar de schors van sommige bomen, vooral de Laguncularia racemosa en Pseudobombax munguba, die wordt gekenmerkt door een dunne, perkamentachtige textuur. Het wordt vaak gebruikt voor het maken van varkensleren of als een textielmateriaal. In de Engelse taal wordt het meestal in botanische of ecologische contexten gebruikt.
De gebruiksfrequentie van "lace bark" is relatief laag en het komt voornamelijk voor in geschreven contexten, zoals botanische teksten en wetenschappelijke artikelen.
De ambachtslieden gebruikten kantenschors om intricat ontwerpen voor het festival te maken.
Lace bark is often harvested sustainably to protect the tree species from extinction.
Het woord "lace bark" komt niet vaak voor in idiomatische uitdrukkingen, maar we kunnen wel enkele zinnen geven die het gebruik in een bredere zin weergeven:
"Hij beschouwde de kantenschors als een eenvoudig materiaal, maar het had grote culturele betekenis."
"The workshop produced beautiful crafts from lace bark, emphasizing traditional techniques."
De term "lace bark" vindt zijn oorsprong uit het Engelse woord "lace," dat verwijst naar de dunne, delicate structuur, en "bark," dat de schors van een boom aanduidt. De combinatie suggereert een schors die een fijne, kantachtige textuur heeft.
Synoniemen - Tree bark - Pericarp (in sommige botanische contexten)
Antoniemen - Hardwood (woedeft) - Softwood (zacht hout)
Door de specifieke context van "lace bark" blijft de lexicale ruimte enigszins beperkt, maar bovengenoemde termen worden in bredere zin vaak gebruikt in de botanische en ecologische beschrijvingen.