Het woord "lumber" is een zelfstandig naamwoord en een werkwoord.
/lʌm.bər/
In het Engels verwijst "lumber" voornamelijk naar stukken hout die zijn gezaagd voor gebruik in de bouw en verbetering van structuren, meubels en andere producten. Het kan ook als werkwoord worden gebruikt, wat betekent dat iemand zich traag of onhandig beweegt, vaak met een gevoel van moeheid of last.
Het gebruik van "lumber" is vrij frequent in zowel gesproken als geschreven context, vooral in bouw- en houtindustrie gerelateerde gesprekken. Het woord komt vaak voor in technische teksten, maar ook in alledaagse gesprekken wanneer het gaat om hout.
De timmerman kocht hoogwaardig hout voor het nieuwe dek.
After the storm, they had to lumber the fallen trees away from the road.
"Lumber" wordt soms gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, vooral in de context van traag of moeizaam bewegen. Hier zijn enkele voorbeelden:
Ga niet zomaar traag door het project; neem de tijd om te plannen.
He lumbered through the crowd, trying to find his friends.
Hij bewoog zich traag door de menigte, op zoek naar zijn vrienden.
After a long day at work, I tend to lumber around the house.
Na een lange werkdag heb ik de neiging om traag rond het huis te bewegen.
The bear lumbered across the path, causing everyone to stop.
De beer bewoog zich traag over het pad, waardoor iedereen stopte.
She lumbered up the stairs, exhausted from the hike.
Ze bewoog zich traag de trap op, uitgeput van de wandeling.
He felt like he was lumbering through molasses as he ran that last mile.
Het woord "lumber" komt van het Oudengelse woord "lambor," wat "hout" betekent. Dit woord is gerelateerd aan het Oudnoorse "lumbur," wat "houten balk" betekent. Het is door de eeuwen heen geëvolueerd in het gebruik en de spelling, om te worden wat we nu kennen.
Met deze informatie heeft u een uitgebreid overzicht van het woord "lumber" en zijn gebruik in de Engelse taal.