Het woord "peer" kan zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord zijn.
Het Engelse woord "peer" wordt fonetisch getranscribeerd als /pɪər/.
Mogelijke vervoegingen van het werkwoord "peer": - Tegenwoordige tijd: peer/peers - Verleden tijd: peered - Voltooid deelwoord: peered - Onvoltooid tegenwoordige tijd: am/is/are peering - Verleden tijd continu: was/were peering - Voltooid tegenwoordige tijd: have/has peered - Voltooid verleden tijd: had peered
"Peer" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen, zoals: 1. Peer pressure: druk voelen van vrienden of groepsgenoten om iets te doen. 2. As alike as two peas in a pod: heel erg op elkaar lijken. 3. To be a bad apple: een slecht persoon zijn in een goede groep.
Het woord "peer" komt van het Oud Engelse woord "pere" en heeft zijn oorsprong in het Latijnse woord "pirum", wat verwijst naar de vrucht.
Synoniemen: perzik, vrucht, fruit. Tegenstellingen: ongelijke, afwijkende, ongelijksoortige.