"Teazel" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "teazel" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is /ˈtiː.zəl/.
Het woord "teazel" kan in het Nederlands vertaald worden als "teef" of "teazen".
"Teazel" verwijst meestal naar een soort plant van de familie Dipsacaceae, bekend om zijn stekelige bloemen. In de context van de Engelse taal kan het ook verwijzen naar gereedschappen die vroeger werden gebruikt bij het verwerken van wol. Het woord wordt minder vaak gebruikt in moderne contexten en komt vaker voor in geschreven tekst dan in gesproken taal. De gebruiksfrequentie is relatief laag en beperkt tot specifieke discussies over flora of oude technieken.
Voorbeeldzinnen:
1. The gardener was excited to find a rare teazel growing in the wild.
De tuinier was opgewonden om een zeldzame teazel in de natuur te vinden.
"Teazel" komt niet veel voor in idiomatische uitdrukkingen, maar hieronder zijn enkele zinnen die gebruik maken van een figuurlijke betekenis in contexten waar "teazel" relevant kan zijn.
The old industry relied on teazel to finish the fabric perfectly.
De oude industrie was afhankelijk van teazel om de stof perfect af te werken.
Just like a teazel in a garden, every detail matters in crafting a masterpiece.
Net als een teazel in een tuin, doet elk detail ertoe bij het creëren van een meesterwerk.
Het woord "teazel" vindt zijn oorsprong in het Oudengels "tǣsel," dat een verweving van woorden rond 'doorn' of 'stekel' impliceert. Het kan ook gerelateerd zijn aan het Middelengelse "teizel," die verwijst naar een stekelige plant.
Synoniemen: - Dipsacus (de botanische naam van het geslacht waarin teazels vallen).
Antoniemen: Er zijn geen directe antoniemen voor "teazel," omdat het een specifieke term is die een bepaalde soort plant of gereedschap beschrijft.