time - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak
Diclib.com
Online Woordenboek

time (engels) - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak


Woordsoort: zelfstandig naamwoord (zelfstandig naamwoord)

Fonemische transcriptie: /taɪm/

Betekenissen en gebruik: Het woord "time" verwijst naar een continue, niet-stopbare reeks opeenvolgende momenten die het heden, verleden en toekomst omvatten. "Time" wordt veel gebruikt in zowel gesproken als geschreven Engels en is een essentieel begrip in het dagelijks leven. Het kan verwijzen naar de meting van uren, minuten en seconden, maar ook naar een periode, een punt in het verleden of de toekomst, of zelfs naar tempo of snelheid.

Verbuigingen: - Onbepaalde wijs: to time - Tegenwoordige tijd: time / times - Verleden tijd: timed - Voltooid deelwoord: timed - Onvoltooid deelwoord: timing - Toekomende tijd: will time

Vertalingen: - Nederlands: tijd

Voorbeeldzinnen: 1. "Time flies when you're having fun." = "De tijd vliegt als je plezier hebt." 2. "I need more time to finish this project." = "Ik heb meer tijd nodig om dit project af te maken."

Idiomatische uitdrukkingen: - "Time flies" = de tijd vliegt voorbij / de tijd gaat snel. - Voorbeeld: "I can't believe it's already midnight, time flies when you're having fun." = "Ik kan niet geloven dat het al middernacht is, de tijd vliegt als je plezier hebt."

Etymologie: Het woord "time" komt oorspronkelijk van het Oudengelse woord "tīma", wat "het juiste moment, geschikte gelegenheid" betekent.

Synoniemen: - Duur - Periode - Tijdsbestek

Antoniemen: - Eeuwigheid - Oneindigheid