"Tooth brushing" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "tooth brushing" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /tuːθ ˈbrʌʃɪŋ/.
De vertaling van "tooth brushing" naar het Nederlands is "tandenpoetsen".
"Tooth brushing" verwijst naar de handeling van het schoonmaken van de tanden met een tandenborstel en tandpasta. Het wordt gezien als een essentiële dagelijkse activiteit om de mondgezondheid te behouden en tandbederf en tandvleesproblemen te voorkomen. Het woord komt vaker voor in geschreven context, zoals gezondheidsinstructies en tandheelkundige richtlijnen, maar het wordt ook in mondelinge spraak gebruikt, vooral in gesprekken over persoonlijke hygiëne.
Voorbeeldzinnen:
1. "Tooth brushing is essential for maintaining good dental health."
"Tandenpoetsen is essentieel voor het behoud van een goede mondgezondheid."
Het woord "tooth brushing" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar er zijn gerelateerde uitdrukkingen of concepten die rond mondhygiëne en persoonlijke verzorging draaien.
Voorbeeldidiomatische zinnen:
1. "A smile is a curve that sets everything straight; don't forget your tooth brushing."
"Een glimlach is een kromme die alles rechtzet; vergeet je tandenpoetsen niet."
Het woord "tooth" komt van het Oudengelse "toða," dat verwant is aan andere Germaanse en Indo-Europese talen. "Brushing" is afgeleid van het werkwoord "brush," dat betekent "schrobben of vegen" en komt van het Middelengelse "brushe," waarschijnlijk van de Franse term "broche," wat verwijst naar het gebruik van een borstel.
Synoniemen: - Tandverzorging - Mondhygiëne
Antoniemen: - Tandbederf - Verwaarlozing van mondgezondheid