"Transivity" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "transivity" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /trænˈzɪv.ɪ.ti/
De meest voorkomende vertaling van "transivity" in het Nederlands is "transitiviteit".
"Transivity" verwijst naar het grammaticale kenmerk dat bepaalt of een werkwoord al dan niet een lijdend voorwerp kan hebben. Een werkwoord dat een lijdend voorwerp kan nemen, wordt als transitief beschouwd, terwijl een intransitief werkwoord dat niet kan. Het begrip is van groot belang in de taalkunde, vooral in de syntaxis en de morfologie. Het gebruik van "transivity" komt vaker voor in geschreven context dan in gesproken taal, vooral in academische en linguïstische discussies.
Voorbeeldzinnen: 1. The concept of transivity is crucial for understanding sentence structure. - Het begrip transiviteit is cruciaal voor het begrijpen van de zinsstructuur.
"Transivity" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, aangezien het voornamelijk een specialistisch, linguïstisch begrip is. Toch zijn er enkele contextuele toepassingen die zijn relevant in de taalkunde.
Voorbeeldzinnen: 1. Understanding the transivity of verbs helps in mastering the language. - Het begrijpen van de transitiviteit van werkwoorden helpt bij het beheersen van de taal.
Het woord "transivity" komt van het Latijnse "transitus", wat "overgang" of "overdragen" betekent. Het is afgeleid van het werkwoord "transire", dat "oversteken" of "doorgaan" betekent, en het achtervoegsel "-ity", dat vaak wordt gebruikt om een kwaliteit of toestand aan te duiden.
Synoniemen: - Transitiviteit (Nederlands equivalent) - Transitive nature (transitieve aard)
Antoniemen: - Intransitivity (intransitiviteit)
Het begrip "transivity" speelt een belangrijke rol in het begrijpen van hoe zinnen zijn samengesteld en hoe woorden met elkaar in relatie staan.