De woorden "travel" en "express" zijn respectievelijk een werkwoord en een bijvoeglijk naamwoord.
Travel betekent over het algemeen het verplaatsen van de ene naar de andere locatie, meestal over een aanzienlijke afstand. Het kan gebruikt worden als een zelfstandig naamwoord of als een werkwoord. Dit woord wordt vaak gebruikt in zowel mondelinge als geschreven contexten, maar het komt iets vaker voor in geschreven vorm, zoals in artikelen of boeken.
Express heeft verschillende betekenissen, afhankelijk van de context. Vaak verwijst het naar iets dat snel of direct is, zoals een "express service," wat betekent dat iets snel wordt bezorgd of uitgevoerd.
Ik hou ervan om snel treinen te reizen door Europa.
You can choose to travel express or take the local bus.
Je kunt kiezen om snel te reizen of de lokale bus te nemen.
If you must travel express, make sure to book your tickets in advance.
Het woord "travel" komt vaak voor in idiomatische uitdrukkingen, maar "express" is minder gebruikelijk in dit verband. Hier zijn enkele uitdrukkingen die "travel" bevatten:
Het is beter om licht te reizen dan te veel bagage mee te nemen.
Travel the world: De wereld rondreizen.
Zijn doel is de wereld rond te reizen en verschillende culturen te ervaren.
Off the beaten track: Een plek die niet vaak wordt bezocht door toeristen.
Het woord travel komt van het Oudfranse "Travailler," wat "werken" of "inspanningen" betekent, en gaat terug naar het Latijnse "tripalium," wat een soort drietand was die gebruikt werd voor het martelen van mensen.
Het woord express heeft zijn oorsprong in het Latijnse "expressus," wat "uitgedrukt" of "helder" betekent, en is verwant aan het werkwoord "exprimere,” wat "drukken" of "uitdrukken" betekent.