Werkwoord
/ˈwɜːrkɪŋ/
Het werkwoord "working" heeft verschillende betekenissen: 1. Het verrichten van werk of taken. 2. Functioneren of opereren, zoals in "This machine is not working properly." 3. Werken aan iets om het te voltooien of verbeteren. "Werken" wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Engels. Het is een veelgebruikt woord in zowel informele gesprekken als professionele situaties.
Present Perfect Continuous: have/has been working
Verleden tijd:
Past Perfect Continuous: had been working
Toekomende tijd:
Hij werkt aan een nieuw project.
The mechanic is working on fixing the car.
Het woord "working" is een belangrijk onderdeel van veel idiomatische uitdrukkingen in het Engels: 1. Working like a charm - Ergens heel goed in slagen
Tegen de tijd werken
Working like a dog
Hard en veel werken
Working on all cylinders
Op volle kracht werken
Working the system
Het systeem slim gebruiken
Working for peanuts
Voor een lage beloning werken
Working the room
Met veel mensen praten op een sociale bijeenkomst
Working the graveyard shift
Het woord "working" is afgeleid van het werkwoord "work", dat teruggaat tot het Oud-Engelse werkwoord "wyrcan" wat "doen, werken" betekent.
Synoniemen: bezig zijn, functioneren, werken, actief zijn, arbeiden, klussen
Antoniemen: lui, inactief, werkloos, stilzitten, niksen