Het woord "you" wordt gebruikt als een tweede persoon enkelvoudige of meervoudige voornaamwoord in het Engels. Het wordt gebruikt om naar de persoon of personen te verwijzen waartegen je praat. "You" wordt zowel in geschreven als gesproken Engels frequent gebruikt.
Aangezien "you" een voornaamwoord is, heeft het geen werkwoordstijden of vervoegingen.
"you" maakt deel uit van veel idiomatische uitdrukkingen in het Engels, zoals: 1. You scratch my back, I'll scratch yours. (Ik help jou, jij helpt mij.) 2. You can't judge a book by its cover. (Je moet niet op het uiterlijk afgaan.) 3. If you play with fire, you'll get burned. (Wie met vuur speelt, zal zich branden.)
"you" komt van het Oud-Engelse woord "eow", wat "jullie" betekende.
Synoniemen: jij, u, jullie
Antoniemen: ik, hij, zij