"SIDA" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "SIDA" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is [ˈsiða].
"SIDA" betekent in het Nederlands "HIV" of "aids".
"SIDA" is een acroniem dat staat voor het Syndroom van verwiijderde Immuundeficiëntie bij de mens, oftewel "acquired immune deficiency syndrome" in het Engels. Het wordt gebruikt in de geneeskunde om te verwijzen naar een ernstig stadium van een HIV-infectie, waarin het immuunsysteem van de patiënt ernstig is aangetast, wat leidt tot verschillende opportunistische infecties en andere gezondheidsproblemen.
In het Spaans wordt "SIDA" vaak gebruikt in zowel schrijvende als mondelinge context. Het is een veelvoorkomend onderwerp in de volksgezondheid en en spreektaal rondom infectieziekten.
De campagne voor openbare gezondheid richt zich op de preventie van AIDS.
Muchas personas todavía tienen miedo de hablar sobre el SIDA.
Veel mensen zijn nog steeds bang om over AIDS te praten.
La educación sobre el SIDA es crucial para reducir la transmisión del virus.
In de Spaanse taal zijn er niet veel idiomatische uitdrukkingen die specifiek "SIDA" bevatten. Echter, er zijn wel enkele zinnen en uitdrukkingen die vaak over het onderwerp in bredere contexten gaan:
De strijd tegen AIDS vereist inspanning en eenheid.
La sensibilización sobre el SIDA es fundamental para combatir la epidemia.
Bewustwording over AIDS is essentieel om de epidemie te bestrijden.
Es importante eliminar el estigma asociado con el SIDA.
Het woord "SIDA" is een acroniem afkomstig uit het Spaans, dat staat voor "Síndrome de Inmunodeficiencia Adquirida." Het werd voor het eerst gebruikt in de jaren '80, toen de ziekte bekend werd en erkend werd als een pandemie.
Synoniemen: - HIV (VIRUS van de menselijke immunodeficiëntie) - Inmunodeficiencia
Antoniemen: - Gezondheid (zoals in de afwezigheid van ziekten zoals AIDS)