"Absolver" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "absolver" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet is: /abˈsol.βeɾ/
"Absolver" vertaalt naar het Nederlands als "ontzetten", "vrijspreken" of "kwijtschelden".
"Absolver" betekent in de context van de Spaanse taal het vergeven of kwijtschelden van een schuld of straf. Het wordt veelal gebruikt in juridische contexten, maar kan ook figuurlijk worden gebruikt om vergeving in bredere zin aan te duiden. Het woord komt relatief vaak voor in zowel gesproken als geschreven taal, maar komt vaker in schriftelijke contexten voor, vooral in juridische en formele teksten.
De rechter besloot de beschuldigde te vrijspreken wegens gebrek aan bewijs.
La ley permite absolver a quienes han cometido faltas menores.
Het woord "absolver" komt niet vaak voor in idiomatische uitdrukkingen, maar wordt vaak gebruikt in contexten die verband houden met vergiffenis en recht. Hier zijn enkele zinnen waarin het wordt gebruikt:
Men moet de fouten uit het verleden vergeven om vooruit te komen.
Es difícil absolver a alguien que ha causado tanto daño.
Het is moeilijk om iemand te vergeven die zoveel schade heeft aangericht.
El perdón es una forma de absolver y liberar el alma.
"Absolver" komt uit het Latijnse "absolvere", wat "losmaken" of "vrijmaken" betekent, samengesteld uit "ab-" (weg van) en "solvere" (opheffen of betalen).
Synoniemen: perdonar (vergeven), exonerar (vrijstellen), liberar (bevrijden).
Antoniemen: condenar (veroordelen), recriminar (verwijten), castigar (straffen).