"Abuela" is een zelfstandig naamwoord en betekent "grootmoeder" in het Nederlands.
De fonetische transcriptie van "abuela" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is: /aˈβwela/
Het woord "abuela" verwijst naar de moeder van een iemands ouder. Het is een term die zowel in informele als formele contexten wordt gebruikt, en het is zeer gebruikelijk in zowel gesproken als geschreven Spaans. "Abuela" wordt vaak geassocieerd met liefde en genegenheid, en het speelt een belangrijke rol in familiebanden binnen de Spaanssprekende cultuur.
Abuela siempre me contaba historias de su infancia.
(Oma vertelde me altijd verhalen uit haar kindertijd.)
Quiero llevar a abuela a dar un paseo por el parque.
(Ik wil oma meenemen voor een wandeling in het park.)
In het Spaans zijn er verschillende uitdrukkingen die het woord "abuela" bevatten. Hier zijn enkele voorbeelden:
Más sabia que una abuela
(Wijzer dan een grootmoeder)
Dit wordt gebruikt om iemand te beschrijven die veel levenservaring heeft.
Abuela, cuéntame un cuento
(Grootmoeder, vertel me een verhaal)
Dit is een veelgebruikte uitdrukking, vooral onder kinderen, om een verhaal of een les uit het verleden aan te vragen.
A la abuela se le quiere por ley
(Een grootmoeder moet je gewoon liefhebben)
Dit geeft aan dat de liefde voor een grootmoeder vanzelfsprekend is binnen een familie.
Het woord "abuela" komt van het Latijnse "avŏla," wat "grootmoeder" betekent. Deze term is afgeleid van "avus," dat "grootvader" betekent. Door de eeuwen heen heeft de term zich ontwikkeld in de Romaanse talen, waaronder het Spaans.
Synoniemen: - Nona (een meer informele en soms regionale term voor grootmoeder)
Antoniemen: - Nieta (kleindochter) - Abuelo (grootvader)
Met deze informatie krijgt u een goed overzicht van het woord "abuela" in de Spaanse taal.