Het woord "acabar" is een werkwoord in het Spaans.
"Acabar" kan verschillende betekenissen hebben in het Spaans, zoals "eindigen", "voltooien", "afmaken" en "verbruiken". Het wordt vaak gebruikt in zowel de gesproken als geschreven taal. Het is een veelvoorkomend werkwoord in het alledaagse Spaans en wordt regelmatig gebruikt in verschillende contexten.
Hier zijn de vervoegingen van "acabar" in verschillende tijden: - Tegenwoordige tijd: acabo, acabas, acaba, acabamos, acabáis, acaban - Verleden tijd: acabé, acabaste, acabó, acabamos, acabasteis, acabaron - Toekomende tijd: acabaré, acabarás, acabará, acabaremos, acabaréis, acabarán
"Acabar" wordt vaak gebruikt in verschillende Spaanse idiomatische uitdrukkingen, zoals: 1. Acabar con (letterlijk: eindigen met) - om iets te beëindigen. 2. Acabar de (letterlijk: net gedaan hebben) - om aan te geven dat een actie onlangs is voltooid.
Hier zijn enkele voorbeelden van zinnen met idioma's met "acabar": 1. No puedo acabar con este rompecabezas. - Ik kan dit puzzel niet afmaken. 2. Juan acaba de salir. - Juan is zojuist vertrokken. 3. Voy a acabar con este malentendido. - Ik ga dit misverstand opruimen.
Het werkwoord "acabar" komt van het Latijnse woord "acabāre", wat "voltooien" of "afronden" betekent.
Synoniemen: - Terminar (eindigen) - Finalizar (afmaken) - Culminar (voltooien)
Antoniemen: - Empezar (beginnen) - Iniciar (starten) - Continuar (doorgaan)