Het woord "acampar" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "acampar" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /akaɱˈpaɾ/.
"Acampar" kan in het Nederlands worden vertaald als "kamperen".
"Acampar" betekent "buiten verblijven in tenten of caravans, vooral in de natuur." Het woord wordt vaak gebruikt in de context van recreatie en vrije tijd. De gebruiksfrequentie is gemiddeld, aangezien het een specifiek type activiteit beschrijft die populair is in vakanties of tijdens activiteiten in de buitenlucht. Het wordt zowel in gesproken als geschreven Spaans gebruikt, met een lichte voorkeur voor mondelinge spraak, vooral in informele contexten.
Me gusta acampar con mis amigos en el bosque.
(Ik vind het leuk om met mijn vrienden te kamperen in het bos.)
El verano pasado acampamos cerca del lago.
(Vorig jaar zomer kampeerden we dicht bij het meer.)
¿Dónde piensas acampar este fin de semana?
(Waar denk je dit weekend te gaan kamperen?)
"Acampar" kan deel uitmaken van enkele uitdrukkingen:
Me encanta acampar bajo las estrellas durante el verano.
(Ik hou ervan om in de zomer onder de sterren te kamperen.)
Ir a acampar
(Gaan kamperen)
Este año decidimos ir a acampar a la montaña.
(Dit jaar besloten we om naar de bergen te gaan kamperen.)
Acampar en la playa
(Kamperen op het strand)
"Acampar" is afgeleid van het Spaanse woord "campo," wat "veld" of "open ruimte" betekent. Het vervoegde werkwoord "acampar" is ontstaan uit de combinatie van het prefix "a-" (dat een richting aangeeft) en "campar," dat in essentie "in het veld zijn" betekent.
Synoniemen:
- Merendar (vooral in sommige contexten van buitenactiviteiten).
- Estar al aire libre (buiten zijn).
Antoniemen:
- Permanecer en casa (thuis blijven).
- Aislarse (zich isoleren).