"Acontecer" is een werkwoord.
/a.kon.teˈθeɾ/ (voor Castiliaans Spaans) of /a.kon.teˈseɾ/ (voor Latijns-Amerikaans Spaans)
"Acontecer" kan vertaald worden als "gebeuren", "plaatsvinden" of "zich voordoen."
"Acontecer" betekent "gebeuren" of "plaatsvinden" in de Spaanse taal. Het wordt vaak gebruikt in zowel schriftelijke als mondelinge contexten, maar is relatief frequent in gesproken Spaans omdat het verwijst naar gebeurtenissen in het dagelijks leven.
De belangrijke evenementen gebeuren vaak in de zomer.
No sé qué va a acontecer mañana.
Ik weet niet wat er morgen gaat gebeuren.
Siempre hay algo nuevo que acontecer en la ciudad.
"Acontecer" komt voor in een aantal idiomatische uitdrukkingen, vaak geïmpliceerd dat iets onverwachts of significant gebeurt. Hier zijn enkele voorbeelden:
Het onverwachte gebeurt.
Cuando menos lo esperas, acontece un milagro.
Wanneer je het het minst verwacht, gebeurt er een wonder.
Aconteció un accidente en la carretera.
Er vond een ongeluk plaats op de snelweg.
Acontece que su amigo llegó tarde.
Het gebeurt dat zijn vriend laat arriveerde.
Siempre acontece algo divertido en la fiesta.
Het woord "acontecer" komt van het Latijnse "acontecerem", dat is samengevoegd uit "ad" (naar) en "contingere" (aangraken, gebeuren). Het is een samenvoeging die de overgang van de betekenis van "gebeuren" benadrukt.
Synoniemen: - Suceder (gebeuren) - Ocurrir (plaatsvinden) - Pasar (gebeuren)
Antoniemen: - Detener (stoppen) - Cancelar (annuleren) - Evitar (vermijden)