amar (spaans) - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak

Woordsoort

Het woord "amar" is een werkwoord in het Spaans.

Uitspraak

• IPA: /aˈmaɾ/
• Fonetische transcriptie in het Nederlands: /aˈmar/

Betekenissen en Gebruik

Het werkwoord "amar" betekent "houden van" in het Spaans. Het wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven taal. Het is een veelvoorkomend werkwoord in het Spaans en wordt regelmatig gebruikt om liefde of genegenheid uit te drukken.

Vervoegingen:

• Tegenwoordige tijd: amo, amas, ama, amamos, amáis, aman
• Verleden tijd: amé, amaste, amó, amamos, amasteis, amaron
• Toekomstige tijd: amaré, amarás, amará, amaremos, amaréis, amarán
• Onvoltooid verleden tijd: amaba, amabas, amaba, amábamos, amabais, amaban

Voorbeelden

1. Me encanta amar a mi familia. (Ik hou ervan om van mijn familie te houden.)
2. Es una película sobre el poder del amar incondicional. (Het is een film over de kracht van onvoorwaardelijke liefde.)

Idiomatische Uitdrukkingen

Het werkwoord "amar" wordt veel gebruikt in idiomen en uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:

1. Amor a primera vista
2. Betekenis: Liefde op het eerste gezicht.

3. Voorbeeld: Fue amor a primera vista cuando nos conocimos. (Het was liefde op het eerste gezicht toen we elkaar ontmoetten.)

4. Amar con locura

5. Betekenis: Dol zijn op.

6. Voorbeeld: Te amo con locura, eres lo más importante para mí. (Ik hou dol veel van je, je bent het belangrijkste voor mij.)

7. No todo lo puedes amar

8. Betekenis: Je kunt niet alles liefhebben.

9. Voorbeeld: No todo lo puedes amar, a veces hay que elegir. (Je kunt niet alles liefhebben, soms moet je kiezen.)

10. Amar y sufrir

11. Betekenis: Liefhebben en lijden.
12. Voorbeeld: Amar y sufrir van de la mano. (Liefde en lijden gaan hand in hand.)

Etymologie

Het werkwoord "amar" komt van het Latijnse woord "amāre", wat "houden van" of "houden van liefde" betekent.

Synoniemen en Antoniemen

Synoniemen: - Querer (willen) - Adorar (aanbidden) - Estimar (waarderen)

Antoniemen: - Odiar (haten) - Despreciar (minachten) - Detestar (verachten)