"Asistir" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "asistir" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /as.isˈtiɾ/.
"Asistir" kan in het Nederlands vertaald worden als "assisteren", "bijwonen" of "deelnemen".
"Asistir" betekent in de basis "iemand helpen" of "aanwezig zijn bij een evenement of vergadering". In het Spaans wordt het veel gebruikt in zowel mondelinge als geschreven context, waarbij de frequentie sterk afhankelijk is van de situatie (bijvoorbeeld onderwijs, werk, sociale evenementen). De betekenis kan variëren afhankelijk van de context; bijvoorbeeld in juridische documenten kan het verwijzen naar het bijwonen van een rechtszitting.
Voy a asistir a la reunión mañana.
(Ik ga morgen de vergadering bijwonen.)
Ella asistió a la conferencia para aprender más sobre el tema.
(Zij was aanwezig bij de conferentie om meer over het onderwerp te leren.)
"Asistir" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen. Het woord wordt regelmatig gebruikt om deelname of aanwezigheid aan te duiden.
Asistir a alguien en un momento difícil es una gran muestra de apoyo.
(Iemand helpen in een moeilijke tijd is een grote blijk van ondersteuning.)
Es importante asistir a las reuniones de equipo para estar al tanto de los proyectos.
(Het is belangrijk om de teamvergaderingen bij te wonen om op de hoogte te blijven van de projecten.)
Siempre debes asistir a tus obligaciones.
(Je moet altijd je verplichtingen nakomen.)
"Asistir" komt van het Latijnse "assistere", wat betekent "bijstaan" of "aanwezig zijn". Het woord heeft zijn weg gevonden in de Romaanse talen en heeft een meest constante betekenis behouden door de geschiedenis heen.
Synoniemen: - Ayudar (helpen) - Asistir (deelnemen)
Antoniemen: - Abandonar (verlaten) - Ignorar (negeren)