"Aurora" is een zelfstandig naamwoord (femina, de eerste uitzondering).
[a.u̯ˈɾo.ɾa]
In het Spaans verwijst "aurora" naar de dageraad of het moment van daglicht dat verschijnt voor de zonsopgang. Het woord wordt zowel in spreek- als schrijftaal gebruikt, hoewel het vaker voorkomt in poëtische of literaire contexten. Het gebruiksfrequentie ligt boven gemiddeld, vooral in beschrijvende teksten of als metaforen voor nieuwe beginnen.
Cuando salió el sol, la aurora iluminó el cielo.
Wanneer de zon opkwam, verlichtte de dageraad de lucht.
La aurora trajo consigo una nueva esperanza.
De dageraad bracht nieuwe hoop met zich mee.
Hoewel "aurora" niet veel voorkomt in veelgebruikte idiomatische uitdrukkingen, zijn er een paar interessante zinnen waarin het woord wordt opgenomen, vaak symbolisch voor nieuwe beginnen of veranderingen.
Ver la aurora después de una larga noche.
De dageraad zien na een lange nacht.
(Dit betekent dat men hoop heeft na moeilijke tijden.)
Prolongar la aurora.
De dageraad verlengen.
(Dit verwijst naar het verlangen om momenten van vreugde of geluk te verlengen.)
Danzar al ritmo de la aurora.
Dansen op het ritme van de dageraad.
(Dit kan een symbool zijn voor het vieren van nieuwe kansen.)
Het woord "aurora" komt van het Latijnse "aurōra," dat verwijst naar de dageraad of ochtendgloren. Dit woord stamt van het Proto-Indo-Europees *ausós, wat "ochtend" betekent. In de Romeinse mythologie was Aurora de godin van de dageraad.
Dit overzicht laat de verschillende aspecten van het woord "aurora" zien in de Spaanse taal en zijn gebruik in verscheidene contexten.