"Avena" is een zelfstandig naamwoord.
/aˈβena/
"Avena" verwijst naar de haverplant en de graankorrels die daaruit verkregen worden. Het woord wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans, met frequentie die in beide contexten hoog is, vooral in culinaire en gezondheidsgerelateerde teksten.
La avena es un ingrediente popular en el desayuno.
(Haver is een populair ingrediënt bij het ontbijt.)
Comer avena todos los días puede mejorar tu salud.
(Elke dag haver eten kan je gezondheid verbeteren.)
In het Spaans zijn er niet veel idiomatische uitdrukkingen die specifiek "avena" bevatten, maar het wordt wel vaak geassocieerd met gezondheid, welzijn en voeding.
Empezar el día con un tazón de avena es un buen hábito.
(De dag beginnen met een kom haver is een goede gewoonte.)
En la cultura popular, la avena se considera un superalimento.
(In de populaire cultuur wordt haver beschouwd als een supervoedsel.)
Agregar fruta a la avena la hace más sabrosa.
(Fruit aan de haver toevoegen maakt het lekkerder.)
Het woord "avena" komt van het Latijnse "avena," wat "haver" betekent. Het heeft zijn weg gevonden in de Spaanse taal met behoud van zijn oorspronkelijke betekenis.
Synoniemen: - Cereal (graan) - Grano (zaad)
Antonimen: - Arroz (rijst) - Trigo (tarwe)