Het woord "avisar" is een werkwoord in het Spaans.
Het werkwoord "avisar" betekent "waarschuwen" of "op de hoogte brengen" in het Nederlands. Het wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans en heeft een gemiddelde frequentie van gebruik. Het kan worden gebruikt in verschillende contexten, afhankelijk van de situatie waarin men iemand op de hoogte wil stellen of waarschuwen.
In het Spaans kan "avisar" worden vervoegd in verschillende tijden: - Tegenwoordige tijd: aviso, avisas, avisa, avisamos, avisáis, avisan - Verleden tijd: avisé, avisaste, avisó, avisamos, avisasteis, avisaron - Toekomende tijd: avisaré, avisarás, avisará, avisaremos, avisaréis, avisarán - Onvoltooid verleden tijd: avisaba, avisabas, avisaba, avisábamos, avisabais, avisaban - Voltooid verleden tijd: avisé, avisaste, avisó, avisamos, avisasteis, avisaron - Gebiedende wijs: avisa (enkelvoud), avisad (meervoud) - Gerundium: avisando
Het werkwoord "avisar" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
1. Avisar con tiempo
- Ruim van tevoren waarschuwen
Con tiempo avisar betekent ruim van tevoren waarschuwen.
Telefonisch waarschuwen
Me avisó por teléfono que llegaría tarde.
Avisarle de algo a alguien
Iemand ergens van op de hoogte brengen
Le avisé del cambio de planes.
Pedir que le avisen
Vragen om op de hoogte te worden gehouden
Le pedí que me avisara de cualquier novedad.
Avisar contra las consecuencias
Het werkwoord "avisar" is afgeleid van het Spaanse woord "aviso" wat "waarschuwing" betekent. Het komt voort uit het Latijnse "advisāre", wat "raad geven" betekent.
Synoniemen: advertir, alertar, comunicar
Antoniemen: ocultar, desinformar, engañar