"Balbucear" is een werkwoord in de Spaanse taal.
/bal.bu.ˈθeaɾ/ (voor sprekers van het Castiliaans)
/bal.bu.ˈsɛar/ (voor sprekers van het Latijns-Amerikaans)
"Balbucear" kan worden vertaald als "stamelen" of "babbelen". Het verwijst naar het onduidelijk of onsamenhangend spreken, vaak gebruikelijk bij jonge kinderen.
In het Spaans betekent "balbucear" het uitspreken van onsamenhangende of onduidelijke woorden, vaak door jonge kinderen die beginnen te leren praten. Het kan ook worden gebruikt in een bredere zin om te verwijzen naar iemand die moeite heeft om coherent te spreken, bijvoorbeeld vanwege nerveus zijn of een handicap. De gebruiksfrequentie van "balbucear" is hoger in gesproken taal, vooral in gesprekken over kinderen en taalontwikkeling.
El bebé comenzó a balbucear sus primeras palabras.
(De baby begon zijn eerste woorden te stamelen.)
A veces, cuando está nervioso, tiende a balbucear.
(Soms, als hij nerveus is, heeft hij de neiging te babbelen.)
Hoewel "balbucear" zelf niet in veel gevestigde idiomatische uitdrukkingen voorkomt, zijn er enkele contexten waarin het gebruikt kan worden:
Balbucear en la oscuridad
Gebruik: Se refiere a hablar sin claridad o seguros de lo que se dice.
Vertaling: Babbelen in het duister (spreken zonder duidelijkheid of zekerheid).
No sabe balbucear dos palabras
Gebruik: Dit betekent dat iemand niet in staat is om zich goed uit te drukken.
Vertaling: Hij kan geen twee woorden stamelen.
Balbucear como un niño
Gebruik: Gebruikt om iemand te beschrijven die zich onvolwassen of kinderachtig gedraagt.
Vertaling: Stamelen als een kind.
Het woord "balbucear" is afgeleid van het Spaanse zelfstandig naamwoord "balbuceo", wat "stamelen" of "gebabbel" betekent. De oorsprong van dit woord gaat terug tot het Latijnse "balbutiare", wat ook verwijst naar het spreken met stotteren of onduidelijkheid.