[bas'tar]
"Bastar" wordt in het Spaans zowel als zelfstandig naamwoord en als werkwoord gebruikt. Als zelfstandig naamwoord betekent het "voldoende" of "genoeg", terwijl het werkwoord gebruikt kan worden om te zeggen "stoppen", "ophouden" of om aan te geven dat iets genoeg is.
No tengo bastar leche para hacer la receta.
Ik heb niet genoeg melk om het recept te maken.
Bastar ya de tantas excusas; necesito que seas honesto.
Stop al die excuses; ik heb nodig dat je eerlijk bent.
No bastará con unas simples disculpas, necesitas compensar tu error.
(Het zal niet genoeg zijn met slechts verontschuldigingen, je moet je fout goedmaken.)
No bastar: niet genoeg zijn, ontoereikend zijn
Het werkwoord "bastar" komt van het Latijnse "bastāre" wat "voldoende zijn" of "voor iets dienen" betekent.