"Bisabuelo" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "bisabuelo" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is /bisaˈwelo/.
"Bisabuelo" kan vertaald worden naar het Nederlands als "overgrootvader".
"Bisabuelo" verwijst naar de vader van een grootouder. Het woord wordt vaak gebruikt in familiecontexten om te praten over voorouders. Het wordt frequent aangetroffen in zowel mondelinge als geschreven taal, met een licht verhoogd gebruik in geschreven context, zoals genealogische studies of familiesaga's.
Mi bisabuelo nació en el año 1900.
Mijn overgrootvader werd geboren in 1900.
La historia de mi familia comienza con mi bisabuelo.
De geschiedenis van mijn familie begint met mijn overgrootvader.
El bisabuelo de Marta era un gran agricultor.
De overgrootvader van Marta was een grote landbouwer.
"Bisabuelo" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar hier zijn enkele voorbeelden waarin het woord kan opduiken:
Este valor que tengo se lo debo a mi bisabuelo.
Deze waarde die ik heb, heb ik te danken aan mijn overgrootvader.
La sabiduría de los bisabuelos - "De wijsheid van de overgrootouders"
Het woord "bisabuelo" is samengesteld uit de Spaanse voorvoegsels "bi-" wat "tweede" betekent, en "abuelo" wat "grootvader" betekent. Het komt voort uit Latijnse wortels, waarbij "aviolus" de betekenis van "grootvader" had.
Synoniemen: - En el gebruik van familieverbanden worden synoniemen als "tatarabuelo" (voor overgrootvader) indirecter gebruikt, hoewel dit naar de vader van de grootvader verwijst.
Antoniemen: - "Bisnieto" - (achterkleinzoon) is het antoniem in termen van generaties, verwijzend naar het kind van een kleinzoon of kleindochter.
Zo biedt het woord "bisabuelo" een rijkdom aan betekenis binnen de Spaanse taal en cultuur.