"Bisojo" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "bisojo" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /biˈso.xo/.
Het Spaanse woord "bisojo" kan vertaald worden naar het Nederlands als "scheel" of "scheelziend".
"Bisojo" verwijst naar een aandoening waarbij de ogen niet goed uitgelijnd zijn, waardoor iemand een scheel oog heeft. Het kan ook worden gebruikt in bredere contexten om te verwijzen naar scheelheid of de toestand van scheelziendheid. In het Spaans wordt het woord vooral in medische en informele contexten gebruikt, zowel in gesproken als geschreven taal, waarbij de geschreven vorm iets formeler is dan mondeling gebruik.
El médico dijo que mi hijo tiene un bisojo.
(De dokter zei dat mijn zoon een scheel oog heeft.)
Las personas con bisojo a menudo necesitan usar gafas especiales.
(Mensen met een scheel oog moeten vaak speciale brillen dragen.)
Er zijn niet veel idiomatische uitdrukkingen specifiek met "bisojo", maar het woord kan in informele spreektaal gebruikt worden om iemand die kijkt of zich gedraagt op een scheve manier te beschrijven.
Cuando lo vi entrar, pensé que tenía un aire bisojo.
(Toen ik hem binnen zag komen, dacht ik dat hij een scheel uiterlijk had.)
Su forma de ver el mundo es bastante bisoja.
(Zijn manier om de wereld te zien is vrij scheef.)
Het woord "bisojo" heeft zijn oorsprong in het Spaanse woord "ojo," wat "oog" betekent. De voorvoegsel "bi-" kan een tweevoud of onregelmatige afgeleide aanduiden, wat impliceert dat de ogen niet goed functioneren of uitgelijnd zijn.
Synoniemen:
- Estrábico (scheelziend)
- Ojos cruzados (gekruiste ogen)
Antoniemen:
- Normal (normaal)
- Alineado (uitgelijnd)