"Bobo" is een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord in het Spaans. Het kan ook als slangterm gebruikt worden, afhankelijk van de context.
/bó.βo/
De vertalingen voor "bobo" in het Nederlands zijn onder andere "dom", "onnozel" of "idiot".
"Bobo" duidt meestal op een persoon die als onnozel of dom wordt beschouwd. Het kan zowel in een colloquiale als in formele context worden gebruikt, maar de frequentie is hoog in informele gesprekken en gebruik. Het woord kan ook een speelse of vriendschappelijke bijklank hebben, afhankelijk van de intonatie en context waarin het wordt gebruikt.
No seas bobo, piensa antes de hablar.
(Wees niet dom, denk na voordat je spreekt.)
El bobo del grupo siempre hace chistes tontos.
(De onnozele van de groep maakt altijd domme grappen.)
"Bobo" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen en gebruikt kan worden in verschillende contexten:
Bobo de la yuca: Deze uitdrukking wordt gebruikt om iemand te beschrijven die volkomen dom of naïef is.
(Hij actua como un bobo de la yuca en esa situación.)
(Hij gedraagt zich als een complete dwaas in die situatie.)
Bobo en la nube: Dit betekent dat iemand erg afwezig of onoplettend is.
(No lo escuchaste, estás bobo en la nube.)
(Je hebt het niet gehoord, je bent echt afwezig.)
Bobo con suerte: Dit kan verwijzen naar iemand die ondanks zijn onnozelheid toch succes heeft.
(Él es un bobo con suerte; siempre gana la lotería.)
(Hij is een idiote met geluk; hij wint altijd de loterij.)
Het woord "bobo" heeft zijn oorsprong in het Spaanse woord "bobo", dat "dom" of "onnozel" betekent. Het is mogelijk afkomstig uit het Latijnse woord "balbus", wat "stotterend" of "onhandig" betekent.
Synoniemen: tonto, ingenuo, simple
Antoniemen: inteligente, astuto, sabio
"Bobo" is dus een veelzijdig woord dat informatie over intelligence en gedrag in de Spaanse taal vastlegt.