"Cacao" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "cacao" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /kaˈkau/.
Cacao kan naar het Nederlands worden vertaald als "cacao". Soms wordt het ook gebruikt om te verwijzen naar "cacaopoeder" of "cacaobonen", afhankelijk van de context.
In het Spaans verwijst "cacao" naar de zaden van de cacaoboom, die worden gebruikt om chocolade en cacaoproducten te maken. Het wordt vaak gebruikt in zowel schriftelijke als mondelinge contexten, vooral in culinaire en commerciële omstandigheden. "Cacao" is een voorkeurswoord dat veel voorkomt in de regenwouden van Latijns-Amerika, waar het een belangrijke economische rol speelt.
En México, el chocolate se elabora a partir del cacao.
In Mexico wordt chocolade gemaakt van cacao.
El cacao tiene muchos beneficios para la salud.
Cacao heeft veel gezondheidsvoordelen.
Hoewel "cacao" niet veel voorkomt in idiomatische uitdrukkingen, zijn er enkele uitdrukkingen en gebruiken die het woord bevatten:
"Estar en el cacao" – Wat betekent dat iemand in de war is of verwarring heeft.
La explicación me dejó en el cacao.
De uitleg heeft me in de war gelaten.
"Como cacao" – Gebruikt om iets te beschrijven dat chaotisch of in de war is.
Las cosas están como cacao en la oficina.
De zaken zijn chaotisch op kantoor.
"Cacao amargo" – Dit verwijst naar pure cacao die een sterke, bittere smaak heeft.
Me gusta el chocolate oscuro, especialmente el cacao amargo.
Ik hou van donker chocolade, vooral bittere cacao.
Het woord "cacao" komt van het Azteekse woord "cacahuatl". Cacao heeft zijn oorsprong in het Meso-Amerikaanse gebied, waar het al duizenden jaren wordt verbouwd en gebruikt. De cacaoboon was zo waardevol dat het zelfs werd gebruikt als een soort valuta.