"Calendario" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "calendario" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is /kaleˈnaɾjo/.
"Calendario" vertaalt naar het Nederlands als "kalender".
In het Spaans verwijst "calendario" naar een systeem voor het indelen van dagen, weken, maanden en jaren, vaak gebruikt voor het plannen van activiteiten of het bijhouden van data. Het woord wordt regelmatig gebruikt in zowel gesproken als geschreven context, met een frequente aanwezigheid in zowel alledaagse gesprekken als zakelijke communicatie. In geschreven acta, zoals rapporten en schema's, is het gebruik ook erg gebruikelijk.
El calendario indica que la reunión es el próximo viernes.
(De kalender geeft aan dat de vergadering volgende vrijdag is.)
Necesito un calendario para planificar mis estudios.
(Ik heb een kalender nodig om mijn studie te plannen.)
"Calendario" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
Es importante ajustar el calendario para no perder plazos.
(Het is belangrijk om de kalender aan te passen om geen deadlines te missen.)
Marcar en el calendario
Tengo que marcar en el calendario la fecha de la boda.
(Ik moet de trouwdatum in de kalender markeren.)
Perder el calendario
Het woord "calendario" komt van het Latijnse "calendarium," wat "rekening" of "boek van rekeningen" betekent. De oorsprong ligt in "calendae," wat in de Romeinse kalender de eerste dag van de maand aanduidt, wanneer de schulden moesten worden betaald.
Synoniemen: - Agenda - Cronograma - Planificador
Antonimen: - Caos (chaos) - Desorganización (wanorde)
Dit biedt een uitgebreid overzicht van het woord "calendario" in de Spaanse taal en zijn gebruik in verschillende contexten.