"Castillo" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "castillo" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /kasˈti.ʎo/.
"Castillo" wordt naar het Nederlands vertaald als "kasteel".
In het Spaans betekent "castillo" een groot, meestal versterkt gebouw, vaak gebruikt als woning voor aristocratische of koninklijke families. Het kan ook verwijzen naar een burcht of fort. Het woord wordt in zowel gesproken als geschreven Spaans vaak gebruikt, en komt voor in historische, toeristische en literaire contexten.
Het kasteel ligt bovenop de berg.
Durante la visita al castillo, aprendimos sobre su historia.
In het Spaans zijn er verschillende idiomatische uitdrukkingen met "castillo". Hieronder volgen enkele voorbeeldzinnen:
Kastelen in de lucht bouwen. (Dromen of onrealistische plannen maken)
Ser el rey del castillo.
De koning van het kasteel zijn. (Iemand die heel belangrijk of invloedrijk is in een bepaalde situatie)
Tener un castillo en el pecho.
Een kasteel op de borst hebben. (Zich emotioneel verborgen of afstandelijk voelen)
Regalar castillos de papel.
Papieren kastelen geven. (Iets onwerkelijk of van weinig waarde bieden)
Hablar de castillos y no tener uno.
Het woord "castillo" komt van het Latijnse "castellum," wat 'kleine burcht' of 'paleis' betekent. Het Latijnse woord is afgeleid van "castrum," wat 'fort' of 'legerkamp' betekent.
Synoniemen: - Fortaleza (fort) - Bunker (bunker)
Antoniemen: - Ruina (ruïne) - Desamparo (waardeloosheid)
Door zijn historische en culturele betekenis speelt "castillo" een belangrijke rol in de Spaanse taal en literatuur, en wordt het vaak gebruikt in vele contexten, van geschiedschrijving tot moderne popcultuur.