"Deuda" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "deuda" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is: /ˈdew.ða/
Het woord "deuda" vertaalt naar het Nederlands als "schuld".
"Deuda" verwijst naar de verplichting om een bedrag te betalen aan iemand, meestal als gevolg van een lening of een contractuele overeenkomst. Het woord wordt vaak gebruikt in zowel mondelinge als geschreven contexten, vooral in juridische en financiële discussies. Het gebruik van "deuda" is vrij frequent in de Spaanse taal, vooral in gesprekken over economische en juridische onderwerpen.
De schuld van het bedrijf is vorig jaar aanzienlijk gestegen.
Muchas personas tienen deuda con las tarjetas de crédito.
"Deuda" is onderdeel van verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hieronder volgen enkele veelvoorkomende uitdrukkingen en hun betekenissen.
"In de schuld zijn" betekent een verplichting van dankbaarheid aan iemand hebben.
"Saldar una deuda" se refiere a pagar lo que se debe.
"Een schuld vereffenen" verwijst naar het betalen van wat men verschuldigd is.
"Deuda de honor" se utiliza para describir una obligación moral.
"Eereschuld" wordt gebruikt om een morele verplichting te beschrijven.
"Deuda pública" se refiere al dinero que el Estado debe.
"Publieke schuld" verwijst naar het geld dat de staat verschuldigd is.
"No hay deuda que no se pague" es un dicho que implica que todo se salda eventualmente.
Het woord "deuda" komt van het Latijnse woord "debita", wat "te betalen" betekent, afgeleid van "debere" (schuldig zijn). Het heeft zijn oorsprong in de klassieke Latijnse taal en heeft in de loop der tijd zijn plaats behouden in de Romaanse talen, inclusief het Spaans.