"Dicha" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "dicha" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ˈdi.tʃa/.
De vertaling van "dicha" naar het Nederlands is "geluk", "blijheid" of "fortuin".
"Dicha" verwijst naar een staat van geluk of vreugde. Het wordt vaak gebruikt in formele en literaire contexten, maar kan ook in dagelijks gesprek voorkomen. İn het Spaans heeft dit woord een positieve connotatie en wordt vaak gebruikt in uitdrukkingen die geluk en tevredenheid beschrijven. Het gebruik van "dicha" is redelijk frequent in geschreven teksten, vooral in poëzie en literatuur, en minder gebruikelijk in informele mondelinge conversaties.
En su vida encontró la dicha que siempre había buscado.
In zijn leven vond hij het geluk dat hij altijd had gezocht.
La dicha de compartir momentos con amigos es invaluable.
De vreugde van het delen van momenten met vrienden is onschatbaar.
"Dicha" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen, die vaak het idee van geluk en welzijn uitdrukken.
No hay dicha sin lucha.
Er is geen geluk zonder strijd.
La dicha de un corazón contento.
Het geluk van een tevreden hart.
Dicha de vivir rodeado de amor.
Geluk omringd te zijn door liefde.
La dicha está en los pequeños detalles.
Geluk zit in de kleine details.
Quien no busca su dicha, jamás la encontrará.
Wie zijn geluk niet zoekt, zal het nooit vinden.
Het woord "dicha" stamt af van het Latijnse woord "dīcī", dat "zeggen" betekent. In de context van geluk verwijst het naar de toestand van zijn waar men zich gelukkig voelt over iets dat is gezegd of gebeurd.
Synoniemen:
- Felicidad (geluk)
- Contento (tevredenheid)
Antoniemen:
- Desdicha (ongeluk)
- Infelicidad (ongeluk)