Het Spaanse woord "disipar" is een werkwoord.
De fonetische transcriptie van "disipar" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /dissiˈpaɾ/.
"Disipar" kan worden vertaald naar het Nederlands als: - verdampen - dissiperen - oplossen
Het werkwoord "disipar" betekent in het Spaans het verdwijnen of vervagen van iets, vaak met de connotatie dat het wordt verspreid of uitgedóeld, zoals bij damp of licht. Het kan ook gebruikt worden in de context van het oplossen van zorgen, angsten of twijfels. Het woord komt veel voor in geschreven teksten en artikelen over wetenschap, natuurkunde en algemene contexten, maar kan ook in gesproken taal worden gebruikt.
La niebla comenzaba a disipar en la mañana.
De mist begon in de ochtend te verdwijnen.
Sus dudas se disiparon después de la explicación.
Zijn twijfels verdwenen na de uitleg.
El calor del sol disipa la escarcha de la mañana.
De warmte van de zon verdwijnt de ochtendrijp.
Hoewel "disipar" niet veel voorkomt in idiomatische uitdrukkingen, worden er enkele uitdrukkingen gevormd in combinatie met andere woorden:
Disipar las dudas
betekent het wegnemen van twijfels.
Ejemplo: El informe intentó disipar las dudas sobre la seguridad.
De rapportage probeerde de twijfels over de veiligheid weg te nemen.
Disipar el miedo
betekent het overwinnen of doen verdwijnen van angst.
Ejemplo: Hablar con un experto puede ayudar a disipar el miedo.
Praten met een expert kan helpen de angst te doen verdwijnen.
Disipar la tensión
betekent het verminderen van spanning of stress.
Ejemplo: Una buena conversación puede disipar la tensión acumulada.
Een goed gesprek kan de opgebouwde spanning verminderen.
Het woord "disipar" is afgeleid van het Latijnse "dissipare," wat letterlijk betekent "verspreiden" of "uit elkaar drijven." Het bestaat uit het voorvoegsel "dis-" dat "uit elkaar" of "weg" betekent en "sperare," dat "uitstoten" of "zenden" betekent.
Synoniemen: - difundir (verspreiden) - dispersar (verstrooien) - evaporar (verdampen)
Antoniemen: - concentrar (concentreren) - acumular (accumuleren) - retener (vasthouden)