"Dulzura" is een zelfstandig naamwoord.
/dulˈsuɾa/
"Dulzura" kan in het Nederlands vertaald worden als "zoetheid", "zoetigheid", of "liefheid".
"Dulzura" verwijst naar de eigenschap van iets dat zoet is of de kwaliteit van iets dat lief of zacht is. In de Spaanse taal wordt het vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven context, hoewel het iets vaker voorkomt in poëtische of emotionele taal dan in alledaagse conversaties. Het woord kan ook in bredere zin verwijzen naar tederheid of genegenheid.
Su voz tenía una dulzura que calmaba a todos.
(Haar stem had een zoetheid die iedereen kalmeerde.)
La dulzura de este postre es indescriptible.
(De zoetheid van dit dessert is onbeschrijflijk.)
"Dulzura" komt voor in verschillende idioomuitdrukkingen in het Spaans, die vaak emotionele of tedere contexten benadrukken.
Estar en las nubes de la dulzura – Om in de wolken van de zoetheid te zijn.
Está tan enamorada que parece estar en las nubes de la dulzura.
(Ze is zo verliefd dat ze lijkt te zweven in de wolken van de zoetheid.)
Hablar con dulzura – Heden met zoetheid praten.
Ella siempre habla con dulzura, incluso en momentos difíciles.
(Zij spreekt altijd met zoetheid, zelfs in moeilijke momenten.)
La dulzura de los recuerdos – De zoetheid van de herinneringen.
Recordar los viejos tiempos trae la dulzura de los recuerdos.
(Het herinneren van de oude tijden brengt de zoetheid van de herinneringen.)
"Dulzura" is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord "dulce", wat "zoet" betekent. Het komt uit het Latijnse "dulcis", dat ook "zoet" betekent. Het suffixtoevoeging "-ura" komt vaak voor in Spaans en wordt gebruikt om een kwaliteits- of staat aan te duiden.
"Dulzura" is een veelzijdig woord dat zowel letterlijk als figuurlijk kan worden gebruikt, en het is een belangrijk onderdeel van de Spaanse taal en cultuur.