"el" is een bepaald lidwoord in het Spaans en wordt gebruikt voor mannelijke zelfstandige naamwoorden.
De fonetische transcriptie van "el" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is [el].
In het Nederlands vertaalt "el" zich naar "de" of "het", afhankelijk van de context en het geslacht van het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst.
"el" is het bepaalde lidwoord dat wordt gebruikt voor mannelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud. Het is een van de meest voorkomende woorden in het Spaans, en het wordt zowel in gesproken als in geschreven taal veelvuldig gebruikt. Het gebruik van "el" is essentieel voor het aangeven van specificiteit bij zelfstandige naamwoorden.
De hond is erg vriendelijk.
El libro está en la mesa.
Het boek ligt op de tafel.
El sol brilla en el cielo.
Het woord "el" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen, maar het heeft zelf niet veel idiomatische toepassing. In combinatie met andere woorden kan het echter deel uitmaken van uitdrukkingen. Hier zijn enkele voorbeelden:
De lucht is de limiet.
"Es pan comido." (met "el")
Het is een eitje. (letterlijk: "Het is gegeten brood.")
"El mundo es un pañuelo."
Het woord "el" komt van het Latijnse "ille" dat "die" betekent. Dit lidwoord heeft zich ontwikkeld in de Romaanse talen, waaronder het Spaans.
In het geval van "el" zijn er geen directe synoniemen, maar andere lidwoorden zoals "la" (voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden) kunnen in context als "tegenhangers" worden beschouwd.
Er zijn ook geen antoniemen voor "el," aangezien het een lidwoord is dat niet op dezelfde manier betekenisvol kan worden omgekeerd of tegenovergesteld.