emplear (spaans) - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak

Woordsoort

Het woord emplear is een werkwoord in de Spaanse taal.

Fonetische Transcriptie

De fonetische transcriptie in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /emˈple.aɾ/

Vertaalopties voor Nederlands

Het werkwoord emplear kan in het Nederlands vertaald worden als: - gebruiken - in dienst nemen - toepassen

Betekenis en Gebruik

Emplear betekent "iets gebruiken" of "iemand in dienst nemen". Het wordt zowel in mondelinge als in geschreven context vaak gebruikt, vooral in formele situaties zoals juridische en economische documenten.

Gebruikssfrequentie: Het woord is vrij gebruikelijk in het Spaans en komt regelmatig voor in economische en juridische teksten, maar ook in het dagelijkse gesprek.

Voorbeeldzinnen

1. La empresa decidió emplear a más trabajadores para aumentar la producción.

2. Het bedrijf besloot meer werknemers in te dienst nemen om de productie te verhogen.

3. Es importante emplear las herramientas adecuadas para realizar la tarea correctamente.

4. Het is belangrijk de juiste gereedschappen te gebruiken om de taak correct uit te voeren.

Idiomatische uitdrukkingen

Emplear wordt soms gebruikt in idiomatische uitdrukkingen. Hier zijn enkele voorbeelden:

1. Emplear a fondo
2. Es necesario emplear a fondo todos nuestros recursos en este proyecto.

3. Het is noodzakelijk ten volle al onze middelen in dit project te gebruiken.

4. Emplear el tiempo

5. Debemos emplear el tiempo de manera eficiente para lograr nuestras metas.

6. We moeten de tijd gebruikten op een efficiënte manier om onze doelen te bereiken.

7. Emplear la creatividad

8. Para resolver este problema, es fundamental emplear la creatividad.
9. Om dit probleem op te lossen, is het essentieel creativiteit te gebruiken.

Etymologie

Het werkwoord emplear is afgeleid van het Latijnse implicāre, wat "verweven" of "toepassen" betekent. In de loop der tijd heeft het zich in het Spaans ontwikkeld tot de huidige vorm.

Synoniemen en Antoniemen

Synoniemen: - usar (gebruiken) - aplicar (toepassen) - contratar (inhuren)

Antoniemen: - desestimar (afwijzen) - desocupar (leegmaken) - despedir (ontslagen)