"Emprender" is een werkwoord in de infinitiefvorm.
De fonetische transcriptie van "emprender" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /em'pɾender/.
"Emprender" kan worden vertaald als "ondernemen", "starten", of "aanpakken", afhankelijk van de context.
In het Spaans betekent "emprender" het beginnen of opstarten van een project, onderneming of activiteit. Het wordt vaak gebruikt in een zakelijke context, waarbij het verwijst naar het starten van een bedrijf of onderneming. De term is vrij frequent in zowel mondelinge als geschreven communicatie, vooral in het kader van bedrijfsvoering en ondernemerschap.
Voorbeeldzinnen:
1. "Ella decidió emprender un nuevo negocio."
"Zij besloot een nieuwe onderneming te starten."
"Emprender" komt ook vaak voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen, waar het het concept van beginnen of een initiatieve rol aanneemt.
Voorbeelden:
1. "Emprender el vuelo."
"De vlucht starten."
(Dit betekent niet alleen letterlijk een reis beginnen, maar ook figuurlijk je dromen najagen.)
"Emprender la marcha."
"De marche starten."
(Dit verwijst vaak naar het individu dat begint aan een nieuwe fase in hun leven.)
"Emprender un camino."
"Een pad inslaan."
(Dit betekent letterlijk een weg of traject kiezen, maar kan symbolisch gebruikt worden voor het beginnen van een nieuwe levensrichting.)
"Emprender una aventura."
"Een avontuur aangaan."
(Dit kan verwijzen naar het beginnen van iets nieuws en onbekends, vaak met een gevoel van risico.)
Het woord "emprender" komt van het Latijnse "imprēndere," wat betekent "vastpakken" of "omarmen." Het voorvoegsel "em-" komt uit het Latijn en betekent "in" of "op," terwijl "prender" komt van "prehendere," wat "pakken" of "grijpen" betekent.
Synoniemen: iniciar (starten), comenzar (beginnen), establecer (oprichten).
Antoniemen: desistir (afzien van), abandonar (verlaten), detener (stoppen).