"Escucha" is een werkwoordsvorm van "escuchar", wat "luisteren" betekent in het Spaans. Het is de tweede persoon enkelvoud van de gebiedende wijs (imperatief) en kan ook de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd zijn (hij/zij luistert).
De fonetische transcriptie van "escucha" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /esˈku.t͡ʃa/.
"Escucha" kan vertaald worden als: - Luister (gebiedende wijs) - Hij/zij luistert (derde persoon enkelvoud)
In het Spaans wordt "escucha" vaak gebruikt om iemand aan te moedigen om aandachtig te luisteren. Het kan zowel in formele als informele contexten worden gebruikt en komt veel voor in zowel mondelinge als geschreven communicatie.
"Escucha lo que te voy a decir."
"Luister naar wat ik je ga zeggen."
"Escucha la música y relájate."
"Luister naar de muziek en ontspan."
In het Spaans is "escucha" een belangrijk onderdeel van verschillende idiomatische uitdrukkingen. Hier zijn enkele voorbeelden:
"Escucha a tu corazón."
"Luister naar je hart."
"No hay escucha sin respuesta."
"Er is geen luisteren zonder antwoord."
"Escucha bien lo que te digo."
"Luister goed naar wat ik je zeg."
"Escucha y aprende."
"Luister en leer."
Het woord "escucha" komt van het Latijnse woord "auscultare", wat "luisteren" betekent. Het heeft zijn huidige vorm en betekenis door de eeuwen heen in de Spaanse taal behouden.