"Espino" is een zelfstandig naamwoord (sustantivo) in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "espino" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /esˈpino/.
"Espino" kan vertaald worden als "doorn" of "distel", afhankelijk van de context. Het verwijst meestal naar een stekelige struik of boom, specifiek een soort die behoort tot de rozenfamilie.
In het Spaans verwijst "espino" over het algemeen naar een type doornige struik of boom. Het wordt vaak gebruikt in de context van flora en fauna. In een bredere context kan het ook figuurlijk worden gebruikt om te verwijzen naar iets wat moeilijk is of pijn doet.
De gebruiksfrequentie van "espino" is gemiddeld, en het wordt zowel in gesproken taal als in schriftelijke contexten gebruikt. Het komt vaak voor in teksten over botanie of regionale flora.
El espino crece bien en zonas áridas.
(De doorn groeit goed in droge gebieden.)
Los pájaros hacen nidos en el espino.
(De vogels maken nesten in de doorn.)
"Espino" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar er zijn enkele zinnen waarin het voorkomt:
Hacer echo en el espino.
(Een probleem op de lange termijn negeren.)
Deze uitdrukking betekent dat je een probleem vermeedt of niet onder ogen komt.
No hay espino sin rosa.
(Er is geen doorn zonder roos.)
Dit betekent dat er geen goed is zonder kwaad, het idee dat goede dingen vaak gepaard gaan met moeilijkheden.
El espino no es más que un arbusto.
(De doorn is niet meer dan een struik.)
Dit kan verwijzen naar het idee dat sommige problemen of dingen minder indrukwekkend zijn dan ze lijken.
Het woord "espino" komt van het Latijnse "spina", wat "doorn" of "steek" betekent. De ontwikkeling van de term heeft geleid tot de moderne Spaanse betekenis, die nog steeds verband houdt met de doornen en stekels van bepaalde planten.
Synoniemen: - Cardo (distel) - Aguijón (steek)
Antoniemen: - Flor (bloem), aangezien deze vaak wordt beschouwd als het tegenovergestelde van de doornige eigenschappen van een espino.