"Expiar" is een werkwoord in het Spaans en behoort tot de eerste conjugatie (-ar werkwoorden).
De fonetische transcriptie van "expiar" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet is: /eksˈpjaɾ/.
De vertaling van "expiar" in het Nederlands is "boeten" of "compenseren".
"Expiar" betekent in het Spaans het ondergaan van een straf of het betalen voor fouten of zonden. Het woord wordt vaak in een juridische context gebruikt, maar kan ook in meer algemene zin worden gehanteerd om te verwijzen naar het verlangen naar vergiffenis of herstel van fouten. Het wordt in verschillende contexten gebruikt, zowel in gesproken als geschreven taal, maar behoudt een zekere frequentie in formele en religieuze teksten.
Hij moet boeten voor zijn fouten met goede daden.
La religión enseña que todos deben expiar sus pecados.
"Expiar" wordt niet veel gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar er zijn enkele zinnen waarin het woord voorkomt in een figuratieve betekenis:
Iemand die probeert goed te maken wat eerder verkeerd is gedaan.
Expiar la culpa
Verwijst naar het proces van het opnemen van verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Expiar con sufrimiento
"Expiar" komt van het Latijnse woord "expiāre", dat "verzoening" of "ondergaan van straf" betekent. Dit woord is samengesteld uit het voorvoegsel "ex-" (uit) en "piāre" (verzoenen, reiniging).
Dit brengt ons tot een uitgebreide bespreking van het woord "expiar" in de Spaanse taal.