familia - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak
Diclib.com
Online Woordenboek

familia (spaans) - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak


Woordsoort

Substantief

Fonologische transcriptie

/famiˈlja/

Betekenissen en Gebruik

"Familia" betekent "familie" in het Nederlands. Het wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven contexten. Het is een veelvoorkomend woord in het Spaans en wordt regelmatig gebruikt in dagelijkse conversaties en geschreven teksten.

Werkwoordsvervoegingen

"Familia" is geen werkwoord en daarom heeft het geen verschillende vervoegingen of vormen in verschillende tijden.

Voorbeelden

  1. Mis abuelos son el pilar de nuestra familia. (Mijn grootouders zijn de steunpilaren van onze familie.)
  2. Este fin de semana pasaré tiempo con mi familia. (Dit weekend zal ik tijd doorbrengen met mijn familie.)

Idiomatische Uitdrukkingen

"Familia" komt vaak voor in Spaanse idiomatische uitdrukkingen die betrekking hebben op familiebanden, relaties en eenheid. Hier zijn enkele voorbeelden: 1. Hacer la vista gorda a algo: Een oogje toeknijpen / iets door de vingers zien. 2. De tal palo, tal astilla: Zo vader, zo zoon. 3. Estar en las nubes: In de wolken zijn / dromerig zijn.

Etymologie

Het woord "familia" komt van het Latijnse woord "familia", wat "huisgezin" of "familie" betekende in de oude Romeinse context.

Synoniemen en Antoniemen