Woordsoort: Zelfstandig naamwoord
Fonetische transcriptie (IPA): /floɾ/
Betekenissen: 1. Bloem 2. Geld, in de informele taal van sommige Spaanstalige landen 3. De bloeiende periode van iets 4. Een mooie of opmerkelijke eigenschap van iets of iemand
Gebruikspatronen: Het woord "flor" wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans. Het is een vrij algemeen woord en wordt regelmatig in literatuur, muziek en dagelijkse conversaties gebruikt.
Vervoegingen: - Gerundium: floreciendo
Voorbeelden: 1. Ella llevaba una flor en el cabello. (Ze droeg een bloem in haar haar.) 2. Compró un ramo de flores para su madre. (Hij kocht een bos bloemen voor zijn moeder.)
Idiomatische uitdrukkingen: "Flor" wordt vaak gebruikt in verschillende Spaanse idiomatische uitdrukkingen. 1. Estar en la flor de la vida: in de bloei van het leven zijn 2. Estar en su mejor flor: op zijn best zijn 3. Ser flor de un día: van korte duur zijn 4. No todos los días son de flores: het leven is niet altijd rozengeur en maneschijn 5. Pasar por la flor de la maceta: ergens snel voorbijgaan
Etymologie: Het woord "flor" komt uit het Latijnse "flos, floris", wat ook "bloem" betekent.
Synoniemen: - Florido, floración, planta
Antoniemen: - Marchitez, sequedad, obscuro