fugar - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak
DICLIB.COM
AI-gebaseerde taaltools

fugar (spaans) - betekenis, definitie, vertaling, uitspraak


Woordsoort

"Fugar" is een werkwoord in de Spaanse taal.

Fonetische Transcriptie

De fonetische transcriptie van "fugar" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /fuˈɡaɾ/.

Vertaalopties voor het Nederlands

"Fugar" kan in het Nederlands worden vertaald als "ontvluchten" of "vluchten".

Betekenis en Gebruik

In het Spaans betekent "fugar" het zichzelf onttrekken of ontsnappen aan een bepaalde situatie, meestal in de context van het ontvluchten van een plaats of een gevaarlijke situatie. Het wordt vaak gebruikt in geschreven context, maar kan ook in mondelinge spraak voorkomen. De gebruiksfrequentie is laag en het woord heeft een archaïsche connotatie, wat betekent dat het niet vaak meer in alledaagse taal wordt gebruikt.

Voorbeeldzinnen

  1. "Él decidió fugarse de casa antes de que sus padres llegaran."
    "Hij besloot te vluchten uit huis voordat zijn ouders arriveerden."

  2. "Las ratas fugaron cuando comenzó a sonar la alarma."
    "De ratten vluchtten toen het alarm begon te klinken."

Idiomatische Uitdrukkingen

"Fugar" wordt niet vaak aangetroffen in veel idiomatische uitdrukkingen, maar hier zijn enkele voorbeelden waarin het woord wordt gebruikt:

  1. "Fugarse de la realidad."
    "Zich onttrekken aan de realiteit."
    Dit betekent dat iemand probeert te ontsnappen aan de problemen of moeilijkheden van het leven.

  2. "Fugarse de la vida cotidiana."
    "Vluchten uit het dagelijkse leven."
    Dit kan betekenen dat iemand behoefte heeft aan een uitweg uit de dagelijkse sleur.

  3. "El héroe tuvo que fugar de sus enemigos."
    "De held moest vluchten voor zijn vijanden."
    Dit verwijst naar het ontsnappen aan een bedreiging of gevaar.

Etymologie

Het woord "fugar" is afgeleid van het Latijnse "fugare", wat betekent "verdrijven of ontsnappen". Dit is verwant aan het woord "fuga", dat "vlucht" betekent.

Synoniemen en Antoniemen

Synoniemen: - Escapar (ontsnappen) - Huír (vluchten) - Evadir (ontwijken)

Antoniemen: - Quedarse (blijven) - Permanecer (verblijven)



23-07-2024